De taken van de vervoerder en de belader in de ADN

In de ADN; de code voor de binnenvaart van gevaarlijke stoffen zijn de functieomschrijvingen opgenomen van de verschillende deelnemers aan het vervoer. Het is aan te bevelen de taken die in de ADN staan goed op te nemen zodat deze voor ieder duidelijk zijn.

De functietaken van de vervoerder zijn:

  1. controleren of de te vervoeren gevaarlijke goederen overeenkomstig het ADN ten vervoer zijn
    toegelaten;
  2. zich ervan vergewissen dat alle informatie voorgeschreven in het ADN met betrekking tot de te vervoeren gevaarlijke goederen door de afzender is verschaft vóór het vervoer, dat de voorgeschreven documentatie zich aan boord van de transporteenheid bevindt of, indien elektronische gegevensverwerking (EDP) of elektronische gegevensuitwisselings- technieken (EDI) worden gebruikt in plaats van papieren documentatie, dat de gegevens tijdens het vervoer beschikbaar zijn op een wijze die ten minste gelijkwaardig is aan die van papieren documentatie;
  3. door middel van een visuele controle vaststellen dat het schip en de lading geen duidelijke gebreken, geen lekkage of scheuren vertonen, dat geen uitrustingsdelen ontbreken, enz.;
  4. zich ervan vergewissen dat er aan de scheepszijde een tweede evacuatiemiddel aanwezig is, wanneer de walinstallatie niet met een tweede evacuatiemiddel (indien noodzakelijk) is uitgerust;
    Opmerking: Vóór het laden en lossen stelt de vervoerder zich via de beheerder van de walinstallatie op de hoogte over de beschikbaarheid van evacuatiemiddelen.
  5. controleren of de schepen niet zijn overbeladen;
  6. waarborgen dat in explosiegevaarlijke gebieden aan boord van het schip alleen elektrische en niet-elektrische installaties en apparaten worden gebruikt die voldoen aan de voorschriften voor gebruik in de betreffende zone;
  7. aan de schipper de voorgeschreven schriftelijke instructies verschaffen, en zich ervan vergewissen dat de voorgeschreven uitrusting zich aan boord van het schip bevindt.
  8. zich ervan vergewissen dat de voor het schip voorgeschreven seinvoering is aangebracht;
  9. zich ervan vergewissen dat de tijdens het laden, vervoeren, lossen en overige behandeling van gevaarlijke goederen in laadruimen of ladingtanks de bijzondere voorschriften in acht worden genomen;
  10. zich ervan vergewissen dat de Scheepsstoffenlijst volgens 1.16.1.2.5 in overeenstemming wordt gebracht met de wijzigingen in hoofdstuk 3.2, tabel C.
  11. zijn deel van de controlelijst als bedoeld in 7.2.3.7.2.2 invullen alvorens lege of geloste ladingtanks en laad- en losleidingen van een tankschip te ontgassen naar een ontvangstinrichting;
  12. zijn deel van de controlelijst als bedoeld in 7.2.4.10 invullen alvorens de ladingtanks van een tankschip te laden en lossen.
    In voorkomend geval moet dit worden gedaan aan de hand van de vervoersdocumenten en de begeleidende documenten, door een visuele controle van het schip of de containers en eventueel van de lading.

De functietaken van de belader zijn:

  1. De belader mag gevaarlijke goederen slechts aan de vervoerder aanbieden, indien zij volgens het ADN vervoerd mogen worden;
  2. moet bij het aanbieden van verpakte gevaarlijke goederen of van ongereinigde lege verpakkingen controleren of de verpakking is beschadigd. Hij mag een collo, waarvan de verpakking is beschadigd, in het bijzonder wanneer deze lekt zodat de gevaarlijke stof naar buiten komt of kan komen, slechts ten vervoer aanbieden nadat het gebrek is opgeheven; hetzelfde geldt voor ongereinigde lege verpakkingen;
  3. moet de bijzondere voorschriften voor het laden en de behandeling naleven;
  4. moet na het laden van gevaarlijke goederen in een container, de voorschriften voor de grote etiketten, kenmerken en oranje borden overeenkomstig hoofdstuk 5.3 naleven.
  5. moet bij het laden van colli de samenladingsverboden naleven, daarbij tevens rekening houdend met gevaarlijke goederen die zich reeds in het voertuig of de grote container bevinden. Voorts moet hij de voorschriften voor de scheiding van levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren naleven;
  6. moet waarborgen dat de walinstallatie is uitgerust met een of twee evacuatiemiddelen die het mogelijk maken om het schip, in noodgevallen, te verlaten;

Beschikt u al over een ADN Veiligheidsadviseur? Neem eens contact met ons op wat de mogelijkheden van ons als uw ADN Veiligheidsadviseur

Facebooktwitterlinkedinyoutubeinstagramby feather
Geplaatst in ADR, binnenvaart, Veiligheidsadviseur en getagd met , , , , .